De wetgever komt met een wetsvoorstel voor een dwangakkoord buiten faillissement. Het voorstel ligt op dit moment ter consultatie. Floris Dix bespreekt het voorstel: Wat houdt het in en welke gevolgen heeft?
De Wet Continuïteit Ondernemingen II (WCO II) bevat een regeling voor de totstandkoming van een dwangakkoord buiten faillissement.[1] Het wetsvoorstel beoogt het proces van herstructurering van problematische schulden bij ondernemingen buiten faillissement te flexibiliseren, te bespoedigen en met zo min mogelijk formaliteiten, kosten en onzekerheden gepaard te doen gaan.
Herstructurering van problematische schulden kan plaatsvinden op basis van een akkoord tussen de onderneming en haar schuldeisers en aandeelhouders. Indien dat akkoord door de meerderheid van de schuldeisers en aandeelhouders wordt ondersteund, kunnen schuldeisers en aandeelhouders die zich op onredelijke gronden verzetten, gedwongen worden tot medewerking. Dit door een algemeen verbindend verklaring door de rechter.
In 2014 is het wetsvoorstel WCO II al eens geconsulteerd. Naar aanleiding van de destijds ingekomen reacties, zijn de conceptwetstekst en de bijbehorende toelichting bijgewerkt en is besloten deze stukken opnieuw ter consultatie voor te leggen. Einddatum van deze consultatie is 1 december 2017.
Het eerste voorstel is rigoureus aangepast. Indien het huidige voorstel wordt aangenomen, dan hebben wij een instrument in handen waar de Engelsen jaloers op zijn. In Engeland kent men met een ‘Scheme of arrangement’ een soortgelijke regeling. Diverse Nederlandse bedrijven hebben hier in het verleden gebruik van gemaakt om hun schulden te saneren. Met het nieuwe wetsvoorstel hoeft dit niet meer. Sterker nog, het lijkt er op dat ‘onze’ methode effectiever en efficiënter zal zijn.
Dit klinkt allemaal mooi, maar er zitten ook haken en ogen aan. Een schuldenaar kan in beginsel een akkoord met zijn schuldeisers bewerkstelligen zonder inmenging van een rechter en/of een daartoe door een rechter aangesteld deskundige. Indien alle schuldeisers instemmen met het voorstel van de schuldenaar, dan zal een rechter het akkoord bij hamerstuk accorderen. Dit zal anders zijn indien er schuldeisers of groepen tegen zijn en zich verzetten. In dat geval is er wel een rol weggelegd voor een rechter of, wat mij betreft, een andere deskundige. Zij moeten dan belangrijke en ingrijpende beslissingen nemen. Indien het wetsvoorstel wordt gevolgd, is er in een procedure van een dwangakkoord in veel gevallen geen hoger beroep mogelijk. Dit wil zeggen dat het oordeel van een rechter van de rechtbank een eindvonnis is en dat je hiertegen niet in beroep kunt bij het hof en/of de Hoge Raad. Hiermee zou je zeggen dat de rol en de functie van een dergelijke rechter en/of deskundige goed beschreven moet zijn, maar dat is mijns inziens niet het geval. De vraag is bijvoorbeeld of je niet in alle gevallen tot één rechterlijke instantie zou moeten wenden. Ik denk dan aan de Ondernemingskamer te Amsterdam in plaats van tot iedere rechtbank zoals nu in het voorstel is opgenomen. Hierdoor creëer je rechters die gespecialiseerd zijn. Dit geldt eveneens voor de deskundigen.
Sinds enige tijd neem ik zelf deel aan de commissie Consultatie WHOA (Wetsvoorstel Homologatie Onderhands Akkoord) van de insolventierecht specialisten vereniging Insolad. In die hoedanigheid adviseer ik ook over WCO II. Heeft u nog vragen over of suggesties voor het wetsvoorstel, schroom dan niet om met mij contact op te nemen.
[1] Zie https://www.internetconsultatie.nl/wethomologatie