Actuele rechtspraak
Geldt de wetenschap van de bestuurder altijd als wetenschap van de rechtspersoon? Deze vraag stond centraal in een recent arrest van de Hoge Raad waarin zij oordeelt dat dit niet altijd het geval is. We leggen het arrest kort uit en vertellen je welke gevolgen dit kan hebben in de praktijk:
Als een bestuurder van een rechtspersoon stoute dingen doet (bijvoorbeeld handelen in eigen belang) waardoor de rechtspersoon schade lijdt, wanneer vangt de verjaringstermijn van de schadevordering van de rechtspersoon jegens deze bestuurder dan aan? Is daarbij de wetenschap van de bestuurder steeds bepalend voor het aanvangen van de verjaringstermijn?
In het geval dat werd voorgelegd aan de Hoge Raad (HR 11 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1413) hadden twee bestuurders en een commissaris van de vennootschap HDI een nieuwe vennootschap Treston opgericht waaraan de verzekeringsportefeuille van HDI door hen in 2008 werd overgedragen voor slechts 1 Arubaanse florijn.
HDI heeft de bestuurders en de commissaris ontslagen en vordert schadevergoeding van hen en Treston. De rechtbank en het hof wijzen de vorderingen van HDI toe. In cassatie klaagt Treston dat het oordeel van het hof - dat de verjaringstermijn van de schadevordering pas in 2013 is gaan lopen omdat HDI pas op dat moment op de hoogte was van de belangen van de bestuurders en de commissaris - onjuist is. Volgens Treston zou het Hof hebben miskend dat de wetenschap van een bestuurder heeft te gelden als wetenschap van de rechtspersoon. Volgens Treston zou de verjaringstermijn daarom al in 2008 zijn gaan lopen, zodat de vordering van HDI zou zijn verjaard. De Hoge Raad gaat niet mee in dat verweer.
De Hoge Raad stelt voorop dat de aard van de functie van bestuurder van een rechtspersoon in beginsel meebrengt dat zijn wetenschap in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als wetenschap van de rechtspersoon. Dit kan echter onder bijzondere omstandigheden anders zijn.
De Hoge Raad overweegt dat het oordeel van het hof, dat erop neerkomt dat in de verhouding tussen HDI en Treston de wetenschap van de betrokken functionarissen van hun eigen, met de belangen van de vennootschap strijdige belangen en van het onrechtmatig handelen van Treston niet kan gelden als wetenschap van HDI, volgens de Hoge Raad niet onjuist is.
In de door het hof genoemde omstandigheden ligt immers besloten dat Treston met het oog op eigen financieel voordeel eraan heeft meegewerkt dat (de niet geconflicteerde leden van) de raad van bestuur en de raad van commissarissen van HDI onkundig werden gehouden van de belangenverstrengeling van de drie betrokken functionarissen en hun persoonlijke financiële belangen bij de herverzekeringsconstructie, en dat het handelen van Treston aldus erop gericht was te voorkomen dat HDI rechtsmaatregelen tegen haar (en de drie betrokken functionarissen) zou treffen. Dat kan de conclusie dragen dat in de verhouding tussen HDI en Treston de wetenschap van de drie betrokken functionarissen in het maatschappelijk verkeer niet heeft te gelden als wetenschap van HDI en daarmee ook het oordeel dat de verjaringstermijn van de rechtsvordering tegen Treston niet is aangevangen.
De Hoge Raad oordeelde verder dat Treston geen baat heeft bij haar beroep op de strekking van de in art. 3:321 lid 1, aanhef en onder d, BW in verbinding met art. 3:320 BW neergelegde verlengingsgrond voor de verjaring tussen rechtspersonen en hun bestuurders. Dat een eenmaal aangevangen verjaringstermijn van een rechtsvordering van een rechtspersoon tegen zijn bestuurder(s) ingevolge deze bepalingen in ieder geval voortloopt totdat zes maanden na het defungeren van de betrokken bestuurder(s) zijn verstreken, hangt onder meer samen met de collegiale verhoudingen binnen het bestuur, die het treffen van rechtsmaatregelen tegen een collega-bestuurder kunnen bemoeilijken. Die bepalingen behelzen niet dat wetenschap van een bestuurder in het maatschappelijk verkeer te gelden heeft als wetenschap van de rechtspersoon. Zij brengen dus niet mee dat in een geval als het onderhavige de verjaringstermijn is gaan lopen enkel wegens de wetenschap van de drie betrokken functionarissen van het (voor de raad van bestuur en de raad van commissarissen van HDI verborgen gehouden) onbehoorlijk handelen van henzelf en Treston.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat een verjaringstermijn van een schadevordering van een rechtspersoon niet steeds begint te lopen zodra de bestuurder van die rechtspersoon door zijn betrokkenheid op de hoogte is van de feiten die schade aan de rechtspersoon toebrengen. Dit zal onder meer het geval kunnen zijn indien de onrechtmatig handelende bestuurder met het oog op eigen financieel voordeel andere bestuurders en commissarissen onkundig houdt van zijn handelen met het oog op het voorkomen van rechtsmaatregelen van de rechtspersoon tegen die bestuurder of de aan hem gelieerde vennootschap.
Vragen naar aanleiding van deze uitspraak: Neem gerust contact op met onze procesexpert mr. Mark Schollen.